1956

1956

In 1956 fietste ik vele malen per week langs de kazernes van het garnizoen van Den  Haag aan de Van Alkemade Laan.Om mijn paard, dat in Wassenaar op stal stond, voor dat ik naar school ging  nog te verzorgen was ik vaak vroeg op pad.

Op 4 november 1956 reed ik rond 6 uur ’s ochtends weer langs deze kazernes die aan beide zijden van de weg lagen. Het viel me direct op dat er iets aan de hand moest zijn. De wachten waren minstens verdubbeld, hun bewapening was zwaarder en hun uniform gevechtstenue.

Maar veel indrukwekkender was de opstelling die achter hen te zien was, aan de linkerzijde. Het ruime plein tussen de kazernegebouwen was overdekt met een opstelling van legervrachtwagens, keurig in het gelid. Zodra ik stopte om deze onverwachte demonstratie van militair vertoon eens rustig te bekijken werd mij door een wacht gevraagd om door te rijden.

Later op de ochtend hoorde ik dat de Sovjet Unie de afgelopen nacht Hongarije was binnengevallen.

De glimp die ik gezien had  van ons leger op oorlogsparaatheid leek niet te kloppen met de nieuwsberichten waarin stelselmatig ontkend werd dat de Navo en/of  Nederland iets dachten te kunnen  doen tegen de laffe overval van de Sovjets op Hongarije.

In 1961 ging ik met een studiebeurs naar Amerika. Op Union College was op een gegeven moment een gastcollege van als ik me goed herinner de heer Sassen. Hij was bekend omdat hij voor de socialistische partij van Amerika kansloos presidentskandidaat was geweest. Hij vertelde dat hij  in 1956 medewerker in het Witte Huis onder President Eisenhower was. De staf van de president was tot op het bot verdeeld over de vraag wat te doen nu de Sovjet Unie een land had aangevallen waarvan het de regering kort tevoren erkend had. De president kreeg twee uitgewerkte draaiboeken – oorlog of berusting – ter eventuele goedkeuring voorgelegd en hij besloot om geen militair antwoord te geven op de Sovjet actie.

Een jaar later zat ik in dienst. Als onderdeel van mijn opleiding gingen we naar de Harskamp waar Nederlandse militairen hun vuurdoop ondergaan onder gecontroleerde opstandigheden. (Er wordt met scherp over je hoofd geschoten) Ik had wacht en ‘’s nachts kwam onze schoolcommandant Kolonel van Dijk een praatje maken. Ik vertelde wat ik inmiddels wist van de Amerikaanse beslissingsprocedure rond  Hongarije 1956. Dat was een schot in de roos. Van Dijk wilde wel iets kwijt. In dat jaar was hij commandant van de Harskamp. In de nacht van 3 op 4 november had hij het Navo oorlogsalarm  gekregen.  Om 3 uur ‘s ochtends kreeg hij inspectie en hoorde toen van de inspecteur dat zijn – niet parate eenheid – de eerste was die het oorlogsalarm juist had opgevolgd. (Een van de verschillen tussen het hoogste urgente oefenalarm en het oorlogsalarm is het gebruik van het transport materiaal. Bij elk oefenalarm blijft de beladingsgrens van de fabriek gelden. Een 3 tonner wordt niet met 4 ton goederen geladen. Bij een oorlogsalarm geld geen enkele grens voor de belading. Ervaring heeft geleerd dat overbeladen voertuigen uiteindelijk, ondanks het grotere risico van panne, meer goederen aanvoeren dan begrenst beladen voertuigen.) Kolonel van Dijk had de voertuigen van zijn opleidingseenheid tot de rand toe opgeladen. (Interessant is dat in de Nederlandse planning ook opleidingseenheden naar het mogelijke front gestuurd werden.) De inspecteur beklaagde zich dat de Nederlandse troepencommandant, met uitzondering van Van Dijk, zo’n bureaucraat geworden was, dat hij bij dit eerste oorlogsalarm van de Navo het niet aangedurfd had zijn materiaal aan enig risico bloot te stellen.

Van Dijk vertelde me verder dat het oorlogsdraaiboek  dat Eisenhower niet had aanvaard er in voorzag dat de VS troepen uit Zuid Duitsland  naar het strijdtoneel in Hongarije zouden vertrekken en dat de Nederlandse  militairen (en andere troepen) het daar vallende gat zouden opvullen.

Het zou tot de Cuba crisis in 1962 duren voordat de Navo weer zo dicht bij oorlog zou zijn.