MENSENRECHTEN IN COLOMBIA
5 november 2017
Eind 70er jaren van de vorige eeuw werkte ik als Tweede Man op de Nederlandse Ambassade in Colombia.
Ik onderhield de relaties met de secretaris van het mensenrechten-comité van dat land en was vol bewondering voor de inzet van de leden van dat comité gezien de precaire mensenrechtensituatie en de gewelddadige wijze waarop onwelgevallige meningen in het land tot zwijgen werden gebracht. De secretaris was lid van de Senaat.
Toen in de krant bericht verscheen dat 79 indianen door de politie in hun eigen reservaat waren gedood op verzoek van illegale blanke kolonisten in hun reservaat ging ik met de Senator hierover praten.
Onze relatie was al langere tijd hartelijke, mede vanwege het positieve beleid dat Nederland op het terrein van mensenrechten in Latijns-Amerika voerde. Maar zijn reactie gaf een onverwachts inzicht in de definitie van mensenrechten in Colombia.
Hij kende de zaak, hij was het met mij eens dat het schandelijk was dat, nadat de indianen hun rechten in dat gebied slechte met dreiging van geweld – maar zonder enig werkelijk geweld – hadden kunnen bevestigen tegen de illegaal binnendringende kolonisten, de door de kolonisten opgetrommelde politie een groot deel van de betrokken indianen had vermoord.
Maar zei hij, Hans, waarom kom je met deze zaak bij mij? Wellicht is het iets voor de Commissie Ecologie van de Kamer van Afgevaardigden of van de Senaat, maar ons mensenrechten-comité kan hier niets mee, Je weet toch dat het indianen zijn die werden gedood.